Episode 12

Ik hou van Lars. Ik hou echt van hem. Maar ik heb het gevoel dat hij uit mijn handen wegglipt. Hoewel ik weet dat hij van me houdt laat hij het nooit merken. Liet hij het nooit merken. Die rode rozen… die maken alles al een stuk moeilijker dan het is. Zolang Lars alleen maar passief om me gaf kon in mezelf nog voorhouden dat hij helemaal niets om me gaf. Nu lukt dat me zelfs niet meer. Maar hoe moet ik nu eerlijk tegen hem zijn?

Ik kijk in de  spiegel en zie mijn rode gezwollen ogen. Ik lijk opeens bijna 40. Lars zei nooit dat hij van me hield. In het begin was ik gek op zijn manier van doen. Juist dat vrije, dat ongrijpbare. Maar na verloop van tijd begon ik te hunkeren naar genegenheid. Hoewel Lars en ik vaak vrijden en knuffelden, wilde ik ook hóren dat hij om me gaf. Maar hij is altijd zo zuinig geweest met zijn uitingen van liefde naar mij toe. Vooral de laatste tijd. En ook vooral de laatste tijd was hij zo vaak weg.

Maar we zijn geen verliefde pubers meer. Ik dwing mezelf om in de spiegel te kijken en te zeggen wat ik daadwerkelijk zie, een spelletje dat ik al speelde voordat ik Lars überhaupt kende. Ik zie mezelf. Mijn blonde haren en mijn grote bruine ogen – nu rood omrand met zwarte vlekken mascara eronder. Mijn mond die zich krampachtig in een glimlachpositie probeert te wurmen. De glinstering van tranen op mijn wangen. Ik kijk mezelf in de ogen, en mijn herinneringen gaan  met me op de loop.

De eerste keer dat ik Lars leerde kennen was bij een toneelvoorstelling. Ik ging kijken omdat ik toen voor mijn school naar een voorstelling moest. Hij ging erheen omdat hij het leuk vond. Ik had eigenlijk een kaartje voor een avond ervoor, maar doordat ik misselijk was geworden omdat ik een stukje bedorven zalm had gegeten had ik besloten een dag later te gaan. We kwamen naast elkaar te zitten en hij begon tegen me te praten, en we praatten de hele voorstelling lang. Ik viel direct voor zijn heldere blauwe ogen. Helaas was ik vergeten om zijn naam te vragen, laat staan zijn nummer. Ik had niets om mee te beginnen.

Twee weken later werd ik door een vriend meegenomen naar een plaatselijke kroeg. Ik ging in die tijd nooit uit en ik zag er ook nogal tegenop. Maar terwijl ik aan de bar een biertje probeerde te bestellen viel mijn oog op een bos warrige krullen die me sterk aan iemand deden denken. In een vlaag van overmoed porde ik met mijn elleboog in de rug van de man toen ik mijn biertje aanpakte. De man keek om en zijn stralende blauwe ogen ontmoetten de mijne.

Ik kwam te weten dat hij Lars heette, en economie studeerde. Hij was toen bijna 20, ik zou over 6 dagen 17 worden. Hij gaf me zijn telefoonnummer. Ik gaf het mijne. Toen hebben we tot diep in de nacht lopen praten en uiteindelijk bracht hij me thuis. Hij gaf me geen afscheidskus, dat weet ik nog.

Maar de grote verassing kwam 6 dagen later, toen hij opeens voor de deur stond. Het was mijn 17e verjaardag, en al mijn vriendinnen waren langsgekomen. En hij stond daar. Met een kleine envelop. Met daarin een briefje met de vraag of hij me een keer mee naar de film kon nemen. Als ik had kunnen smelten, dan was ik op dat moment waarschijnlijk veranderd in één grote gesmolten plas verliefdheid. De week daarna nam hij me mee naar de film, bracht me keurig thuis, en dit keer kreeg ik wel een afscheidskus. Een echte. De beste.

Vanaf dat moment waren we officieel een stel. Hij was van mij en ik was van hem. We waren niet klef, we waren niet close. We waren eigenlijk helemaal niet zoals een normaal verliefd jong stelletje. Maar elke keer als ik hem zag maakte mijn hart een sprongetje. Elk onderwerp kwam uit op Lars. Elke jongen in mijn leven had wel iets wat Lars ook had. Maar Lars had het allemaal. Het ging ons prima af en na een paar jaar kwam ik erachter dat ik echt niet meer zonder hem kon. Ik was van hem gaan houden. Een week voor mijn 22e verjaardag vroeg hij me ten huwelijk. Ik kon niet anders dan ja zeggen.

En toen kwamen de kinderen. En Lars zijn werk. Het echte leven leek onze perfecte droom binnen te zijn geslopen.

En daar sta ik nu. Na 11 jaar huwelijk. Drie kinderen. Betraande ogen, een hart dat niet weet voor wie het klopt. En niet wetende of er ook een hart was dat voor mij klopte.

Ik liep de trap zo voorzichtig mogelijk op, ik wilde de kinderen niet wakker maken. Even bleef ik voor de dichte deur van de studeerkamer staan. Ik streek met mijn vingers door mijn haar en opende de deur. Daar zat Lars in het schemerlicht van zijn bureaulamp een stel documenten te lezen. De screensaver op zijn computer gaf een fotocollage van onze kinderen. Tekeningen hingen aan de muur. Lars kijkt op. “wat doe jij hier?” Hij kijkt me verbaasd aan. Ik kom hem niet zo vaak storen. Zenuwachtig glimlach ik naar hem. Even voel ik me onzeker en bang,  maar dan neemt een vreemd soort van zelfbewustzijn het van me over. Ik recht mijn rug en kijk hem aan.
“Hou je van me?”
Hij zegt ja.
“Wil je voor altijd bij me blijven?”
Hij zegt ja.
Hij kijkt me aan.
Hij zegt dat ik nog steeds dezelfde gevoelens bij hem losmaak al 16 jaar geleden.
Ik heb het gevoel dat ik in tweeën breek. Hem hoef ik niet meer te overtuigen. Ik moet mezelf overtuigen.

Ik ga voor hem staan en zegt dat als hij dat meent, dat hij me dan moet kussen. Echt moet kussen. Niet dat halfslappe gedoe. Hij pakt mijn hand en trekt me omlaag. Even zijn z’n ogen vlak voor de mijne. Dan sluit hij ze en drukt zijn mond op mijn mond. We kussen. We zoenen. Dan glijdt zijn hand onder mijn t-shirt. Mijn handen woelen door zijn haar, wrijven over zijn rug, knijpen in z’n schouders. We glijden van de bureaustoel af op de grond. Ik schuif zijn t-shirt omhoog over zijn hoofd heen. Hij begint zwaarder te ademen. Dan drukt hij me op de grond en kijkt me aan. Zijn hand glijdt naar onderen. Langzaam, heel langzaam, begint hij mijn riem open te trekken. Zonder mijn blik los te laten. Hij kijkt bijna vragend, alsof hij toestemming wil. Hij heeft mijn riem losgehaald en maakt met één hand de knoop open. Schuift de rits naar beneden. Langzaam. Zijn hoofd beweegt zich naar beneden en hij kust me. Dan schuift hij mijn t-shirt omhoog en trekt mijn bh naar beneden. Even staart hij naar mijn linkerborst alsof het de eerste keer is dat hij hem ziet. Ik trek hem naar me toe en begin aan zijn broeksriem te frunniken.

Dan gaat de deur open, en Annabel staat huilend in de deuropening. De bel ging. Drie keer. Ze is bang dat het inbrekers zijn. Ik trek mijn kleding snel goed en sprint naar de deur, terwijl Lars Annabel troost.

Beneden aangekomen duurt het een eeuwigheid voordat ik alle sloten heb omgedraaid voordat ik de deur opentrek en het een gevoel van misselijkheid me overvalt. Het soort van misselijkheid dat je krijgt als je opeens de controle over alles in je leven verliest.

Daar, voor de deur, staat Raven. Met een bos rode rozen in zijn hand.

Episode 11

Als de deur achter me dichtvalt, beginnen mijn handen te trillen. Ik moet nadenken bij alle kleine dingen die ik doe: rits open, jas uit, jas aan de kapstok hangen, schoenen losmaken.. Allerlei scenario’s schieten door mijn hoofd. Hoe ga ik Lars alles vertellen en gá ik hem wel alles vertellen?

Heel voorzichtig doe ik de deur open, maar in de kamer is niemand. Tot mijn verrassing voel ik een enorme opluchting. Het moet toch ooit gebeuren, en nu is beter dan later. De lucht lijkt hier bedompter dan anders. Ademhalen kost me moeite. Komt dat doordat ik nauwelijks thuis ben of zijn het nog steeds mijn zenuwen? Ik ga op de bank zitten, maar zo voel ik me niet meer ontspannen dan als ik sta.

Om mezelf af te leiden ga ik met mijn vinger langs alle vlekken op de bekleding. Dat zijn er nogal wat – de bank kreeg Lars van een tante toen we samen gingen wonen. Ze zijn het gevolg van drie opgroeiende kinderen die waarschijnlijk geen groter genoegen kunnen bedenken dan iets als chocolade eten op een witte bank. De vlekken zijn in ieder geval niet het resultaat van spannende avontuurtjes van Lars en mij als de gordijnen gesloten waren. Zelfs dat was te avontuurlijk voor hem, en ook voor mij- dacht ik. De enige vlek die ik gemaakt heb was van de keer dat Suzanne mijn haar verfde om de te snel gekomen grijze te verbergen. Zij weigert trouwens pertinent om op die bank te gaan zitten.

Ik weet niet hoe vaak ik Lars heb gevraagd wanneer we een nieuwe zouden kopen. Eerst wilde hij het niet, omdat hij er teveel aan gehecht zou zijn, maar tegenwoordig heeft hij gewoon geen tijd. zolang er een bank is waar hij op neer kan ploffen na een lange werkdag of zakenreis vindt hij het best. Zo is Lars altijd al geweest: tevreden met wat hij heeft. Hij werkt ook niet zo hard vanwege het geld, maar omdat dat in zijn aard ligt. Hij is zo’n harde werker, zo eerlijk..en daarom is het juist zo moeilijk om hem de waarheid te vertellen, omdat ík niet eerlijk ben geweest.

Ergens ver achterin mijn hoofd fluistert een stemmetje: ‘Maar hij had het aan kunnen zien komen. Hij is de laatste tijd altijd weg en als hij thuis is, moet hij alleen maar uitruisten. Het is niet mijn schuld dat ik nu naar meer verlang, meer dan het brave huisvrouwenleven, meer gezelschap dan drie kinderen en de vrouw achter de kassa in de supermarkt. Ik kan mezelf niets verwijten, behalve dat ik het niet eerder heb gedaan.’ En dat ik met Raven heb gezoend... Bij de gedachte aan zijn lippen op de mijne vliegen de vlinders alweer vrij door mijn maag, maar nu is het alsof ze me langzaam vergiftigen. Ik heb Lars bedrogen.

En aan de andere kant.. Hoe lang geleden is het dat Lars en ik zo gepassioneerd gezoend hebben? Een echte zoen, en geen halfbakken kus als voorspel voor een soort plichtmatige seks: een echte zoen. Maar meneer is altijd aan het werk. Natuurlijk, het was fout, maar een mens kan fouten maken. Ik ga Lars zo alles vertellen. Dat is beter voor hem en voor mij. Het zal hem kwetsen, maar ik heb hem vaker gekwetst en hij mij. Dat hoort bij een relatie. Deze misstap is even goed zijn schuld als de mijne. En ik – ik vecht in gedachten al tegen mijn tranen – zal Raven niet meer zien, voor zover dat me lukt met mijn werk, want mijn werk wil ik wel houden.

In mijn hoofd repeteer ik het gesprekje. Het schuldgevoel is langzaam overgegaan in beschuldiging. Een warme gloed van woede vult mijn lijf. Waarom is hij nooit thuis? Waarom moet ik hier alles alleen doen en waarom snapt hij mijn hints over ‘een dagje vrij nemen’ nooit?
Ik merk dat ik mijn benen opgetrokken heb. Als een klein meisje zit ik op de bank. Ik wacht tot Lars thuis komt. Dit keer niet keurig met het eten op tafel, maar vol woede, schuld en klaar om hem de waarheid en eens goed de waarheid te vertellen.

Na een eeuw van tien minuten gaat de voordeur open. Lars’ voetstappen klinken in de gang. Ik sta op. De deur gaat open en ik zeg mijn ‘Ik moet je iets vertellen’ bijna tegelijk met zijn ‘Hoi lieverd’.  Hij kijkt me kort en wat vreemd aan. Dan zegt hij: ‘Ik heb iets voor je’. Achter zijn rug haalt hij een bos rode rozen tevoorschijn. ‘Voor jou, omdat ik de laatste tijd zoveel weg ben geweeest. Ik hoop dat ik het zo een beetje kan.. goedmaken.’ Ik pak de bloemen aan en dan kust hij me. Een klein kusje op de mond, maar toch – een kus. Samen gaan we op de bank zitten, de rozen een beetje ongemakkelijk naast ons. ‘Wat wilde je me nou vertellen?’ vraagt hij, terwijl hij me aankijkt met een blik die zo lief is, dat ik smelt. En terwijl het stemmetje in mijn hoofd me haast wel kan vermoorden, zeg ik: ‘Niets, liefje. Ik.. laat maar.’

Lars is boven en ik heb de bloemen in een vaas gedaan. Nog een vlek van mij op de bank, maar nu van mijn tranen. 

Episode 10

Even sta ik hem aan te staren. Dan hoor ik Suzanne kuchen en ik kom weer tot mezelf. “We moeten even praten, Raven” zeg ik, en ik volg hem naar binnen toe.

Als ik de kamer inloop, verbaas ik me over de hoeveelheid licht en ruimte die me tegemoet komt. Alles wat er in de kamer staat lijkt op elkaar aangesloten te zijn. Niets hoort er niet thuis. Maar Raven lijkt een schril contrast te vormen met zijn interieur, door zijn ongeschoren gezicht en zijn net-niet-matchende kleding. Ik hoor Suzanne fluiten.
We volgen hem naar de keuken. Ook hier is alles glimmend en hypermodern – een echte mannenkeuken – Met allemaal gadgets waarvan hij zelf waarschijnlijk niet eens weet hoe ze werken.
“Woon je hier alleen?” vraag ik nonchalant.
“Nee ik heb een huisgenoot. Een binnenhuisarchitect. Zo poot als een paard maar ik ben niet z’n type, zegt hij teminste.” Raven trekt een gezicht en ik schiet in de lach. De spanning glijdt weg en in plaats daarvan voel ik mijn zelfvertrouwen stijgen. We krijgen een kopje thee en als we aan de keukentafel zitten schraap ik mijn keel en brand ik los
“Mijn man, Lars, is vannacht onverwachts thuisgekomen, ik weet niet hoe ik nu moet werken”. Ik kijk hem aan. Raven trekt zijn wenkbrauwen op
“Maar kun je niet gewoon zeggen dat je een cursus volgt ofzo?”
“Dat is het nou juist, dat is moeilijk te doen ’s nachts”
“Kun je hem niet gewoon de waarheid vertellen?”
De waarheid. Dat kleine woordje dat ik nu al weken ontwijk. Waarheid. Waarheid betekent zeggen dat ik werk heb, zeggen dat ik in een nachtclub werk en zeggen dat ik smelt, elke keer als Raven mij in de ogen kijk. Ik heb eindelijk iets voor mij. Alles is ideaal. Ik ben bezig met iets en het geeft een kick om iets te doen wat niemand van mij zou verwachten. In mijn nieuwe leven lijkt er geen plaats te zijn voor de waarheid.

Toch zou het alles een stuk gemakkelijker maken. Of een stuk moeilijker.. Het hangt ervan af hoe Lars zou reageren op het feit dat zijn vrouw in een nachtclub danst in plaats van dat ze met haar kinderen speelt. Zou ons huwelijk het wel overleven? Ik kijk Suzanne aan. Haar blik zegt genoeg. Ze weet zelf hoe het is om een kind op te voeden terwijl je ernaast ook nog eens hard moet werken. Ze weet dat het mogelijk is. Ze kijkt me aan en zegt: “Zou Lars het tegen jou zeggen als hij jou was geweest?”

Zou Lars het tegen mij zeggen. Kijk, daar kan het leuk worden. Lars is een man. Lars praat nooit over zijn gevoelens. Lars is altijd eerlijk, maar weet het altijd zo te brengen dat je je er beter door voelt. Het is een van de redenen waarom ik zo van hem hou. Hij haalt het beste in mensen naar boven zonder ooit te liegen. Hij zou het mij vertellen. Hij vertelde mij ook dat hij tegen de auto van de baas aangereden was, waardoor hij een promotie mis was gelopen en hij heeft ook gezegd dat wat er ook gebeuren zou, hij altijd van me zou houden. Hij accepteert me toch zoals ik ben?
“Ja, misschien moet ik het hem gewoon vertellen,” zeg ik opgelucht door mijn beslissing.

Op dat moment gaat Suzannes Blackberry af. Ze kijkt op het schermpje, excuseert zich en loopt de keuken uit. Raven en ik blijven samen achter. Hij speelt met een vork die licht op een van de groene placemats en ik staar naar het lichtgroene gordijn dat voor het raam hangt. We zeggen beide niets.
Suzanne komt een minuut of 5 later weer binnen. “Sorry maar er is crisis op het werk, ik moet nu echt heel snel weg sorry Erika kan je me dat vergeven?”  Ik kijk haar aan. “Maar natuurlijk gek, ga er snel heen, ik red me wel! Maar wat doen we met mijn auto?”
“Joh, ik bel een taxi”. Ze geeft me nog snel een zoen op mijn wang en ze is weg.

Dan kijk ik naar Raven. “En wat wilde je het hem vertellen?” zegt hij.
“Nou ik weet het niet. Zullen we een draaiboek maken?” zeg ik terwijl ik aan een placemat frummel.
“Ik heb gemerkt dat in deze wereld niemand zich ooit aan het draaiboek houdt. In mijn belevenis komen dingen er altijd veel beter uit wanneer ik ze niet heb voorbereid.”
 Raven’s antwoord zet me aan het nadenken. Hij heeft ergens wel een punt. Niemand reageert zoals je wil dat hij reageert. Waarom al die moeite stoppen in een tekst die je waarschijnlijk toch nooit gaat uitspreken? Ik moest weten wat ik ging zeggen. Ik hoefde niet te weten hoe. Ik moest alleen maar weten wat de boodschap is die ik over moet brengen.
“Ik wil hem duidelijk maken dat ik van hem houd. Dat daar niets aan is veranderd. Maar dat ik zelf ben veranderd.” Ik hoor mijn stem overslaan. Het idee dat ik Lars teleur moet stellen doet pijn. Maar er is iets wat me vastberaden maakt. Mijn wil om mezelf te zijn. Ik hou van Lars, maar hij houdt me teveel vast. Ik wil mijn eigen leven lijden. Dat begrijpt hij toch wel?

Ik voel me op mijn gemak met Raven. Hij is grappig, hij is gezellig. Ik weet nooit wat ik tegen anderen moet zeggen, maar bij hem lijkt alles eruit te rollen. En hij heeft me fantastisch geholpen. Als ik na een uurtje kletsen op mijn horloge kijk en zeg dat ik nu toch echt weg moet, lijkt hij oprecht teleurgesteld. Dan staat hij op en helpt me in mijn jas. Als zijn hand de mijne raakt, lijkt er een elektrische schok over te slaan. Verschrikt kijk ik op, precies als hij hetzelfde doet. Ik lach, hij lacht. Het betekende niks, toch? Ik pak mijn tas en ga zo snel mogelijk de deur uit. Eenmaal bij mijn auto aangekomen bedenk ik me dat mijn autosleutels nog bij Raven op de keukentafel liggen. Stik, dan toch nog maar terug. Een blik op mijn horloge vertelt me dat ik nog een half uur heb voor de kinderen uit school komen. Ik ren zo snel mogelijk als ik kan terug naar de voordeur. Net voor ik aanbel gooit Raven de deur open, met mijn sleutels in z’n hand. Van schrik blijf ik als versteend staan.
“Hier heb je je sleutels”
“eeh.. ja.. mijn sleutels..” Het was me nog nooit opgevallen dat Raven’s ogen een mengeling van groen en bruin waren. Heel apart. Hij kijkt me aan. Mijn hand vouwt zich op mijn sleutelbos maar hij laat ze niet los. Ik voel de warmte van zijn hand tegen de mijne. Hij heeft grote handen, jonge handen. Hij is zo jong, zeker tien jaar jonger dan ik.. Toch voel ik de sidderingen langs mijn ruggengraat lopen als ik besef dat ik zo dicht bij hem sta dat ik zijn adem over mijn gezicht kan voelen. Ik kijk naar zijn ogen, groot, met rechte wimpers. Niet kort en niet lang. Ik kijk naar zijn neus, een grote neus. En zijn mond. Hij heeft een stoppelbaardje en zijn lippen zijn bijna huidskleurig. Hij heeft rimpels in zijn wangen van het eeuwige lachen. Vreemd genoeg vind ik zijn mond ongelofelijk aantrekkelijk. Als ik hem weer in de ogen kijk zie ik een verandering in zijn blik. Bijna hongerig. Ik geef een rukje aan mijn sleutels en hij laat ze los. 
Net als ik me om wil draaien pakt hij mijn arm. Alle vastberadenheid die ik had om zo snel mogelijk weg te gaan vervliegt samen met mijn laatste restje zelfbeheersing. Ik weet dat ik nu niets moet zeggen. Raven strekt zijn andere hand uit en raakt mijn wang aan. Hij sluit zijn ogen, waardoor zijn wimpers zacht op zijn wangen vallen en buigt zich langzaam naar me toe. Als onze lippen elkaar raken stroomt de verliefdheid, die ik zo lang had tegengehouden, vrij door me heen. Mijn hart klopt als een bezetene en ik sta te trillen op mijn benen. Dit is fout, denk ik. Dit is waar ik te ver ga. Ik moet nu zo snel mogelijk weg en - en dan opent Raven zijn mond en ik automatisch ook de mijne. De laatste keer dat ik zo kuste, dat was, dat was... heel lang geleden.

Als hij me na een eeuwigheid los laat sta ik nog te wankelen op mijn benen. Langzaam doe ik mijn ogen open. Raven grijnst, knipoogt en dan sluit hij de deur. Verloren staar ik naar het hout en blijf alleen achter, met het gevoel dat ik heel wat minder eerlijk tegen Lars ga zijn dan dat ik oorspronkelijk van plan was.


Episode 9

Nu Lars thuis is, is alles anders. Ik moet zorgen dat ik op tijd thuis ben en eten kan maken, zoals het een brave huisvrouw betaamt. Lars is altijd om zes uur thuis. Hij moet vaak wel overwerken, maar ik kan nooit precies weten wanneer.

Dat betekent dat ik niet meer kan paaldansen, zolang hij hier is. En dat is wel een tijdje waarschijnlijk. Hoe heb ik me ooit voorgesteld dat dit zou werken? Natuurlijk kan ik niet gaan dansen als Lars thuis is. Hoe kan ik om vier uur ’s ochtends thuiskomen als hij de hele nacht al in ons bed ligt?
Vroeger had ik meteen opgegeven, maar nu is het anders. Een rebels deel in mij, een deel waarvan ik dacht het nooit gehad te hebben, is opgestaan en schreeuwt om aandacht. Ik moet iets verzinnen, het moet mogelijk zijn. Maar niet alleen. Ik toets Suzanne’s nummer in. Suzanne weet alles, zij kan alles bedenken. De problemen die ik zonder haar heb opgelost zijn op één hand te tellen. Dat waren trouwens vooral mijn problemen. Het scheen altijd of Suzanne een perfect leven had, zonder tegenslagen. De telefoon gaat over. Een keer, twee keer. Ik hoop dat ze opneemt.

Drie kwartier later zit Suzanne aan mijn keukentafel. De kinderen zijn naar school en Lars staat waarschijnlijk in een file op weg naar zijn werk. Suzanne heeft haar halve nagellakverzameling meegenomen, want ‘nagels lakken kalmeert’. Niet dat ik dat geloof, misschien dat de nagellakdampen invloed hebben op de hersenen, maar ik sta toch rustig toe dat Suzanne mijn nagels mintgroen lakt. Over haar leesbril heen – de bril die ze haat, maar zonder welke ze niet kan lezen en ook geen nagels kan lakken – kijkt ze me aan. Ze ziet er zo net uit als een schooljuf. ‘Dus Lars is terug? Maar je wist toch wel dat hij terug zou komen?’ Ja, ja natuurlijk wist ik dat. Diep vanbinnen wel, maar ik had het irriële idee dat alles vanzelf goed zou komen, dat er een wonder zou gebeuren waardoor Lars niets door zou hebben. Suzanne denkt na. Ik zie het aan de rimpeltjes in haar voorhoofd, de rimpels die ze ook al zo verafschuwt, maar waarvan ze er toch beduidend minder van heeft dan ik.

Maar de rimpels worden minder diep, haar ogen lichten op achter de leesbril: Suus heeft een oplossing gevonden. ‘Je moet een baan vinden,’ zegt ze. ‘Nachtwerk, maakt niet uit waar. Dat verklaart trouwens ook meteen de extra inkomsten op jullie bankrekening.’ Oh ja. De bankrekening die Lars en ik delen. Zoals we alles delen, tot ons e-mailadres aan toe. Misschien moet ik daar maar eens een eigen van aanmaken, bedenk ik nu. Goed. Nachtwerk dus. Dat lijkt misschien makkelijk, maar dat is het niet. Behalve dat ik nooit een opleiding heb gedaan, is er met het oog op Lars’ salaris geen enkele reden waarom ik werk, laat staan nachtwerk zou gaan doen.

Mijn nagels zijn klaar. Suus heeft gelijk, nagels lakken kalmeert. ‘Is er iemand die voor je in kan staat, op je werk? Iemand die Lars zou kunnen vertellen dat je daar iets anders doet?’ vraagt Suzanne. Ik denk na. Met mijn baas heb ik niet zo’n goed contact, en bovendien denkt hij dat mijn man het goed vind dat ik daar werk. Raven komt in mijn gedachten. ‘Raven, Raven zou me wel willen helpen, denk ik,’ zeg ik. Suzanne draait de dop op de nagellak en staat op. ‘Dan gaan we nu naar hem toe. Dat soort dingen moet je niet per telefoon doen. Weet je waar hij woont?’ Ja, ik heb zijn adres, dat staat in het adressenboek dat ik van mijn werk heb gekregen, maar ik ben er nog nooit geweest. Goed, dan gaan we. Ik vraag me af wat Raven denkt als hij mij ineens voor de deur ziet staan, met Suzanne. Niet aan denken – gewoon gaan, dat was mijn instelling toch?

Even later staan we voor zijn deur. Vreemde buurt is dit, volgens mij zijn het allemaal kraakpanden, maar dit huis is redelijk schoon – zo ziet het er van buiten uit. Suzanne steekt vreemd af tegen deze buurt, met haar sjaaltje en hoge hakken. Ik klop voorzichtig op de deur, omdat er geen bel is, en doe een stap achteruit. Het lijkt een eeuwigheid te duren voordat ik voetstappen hoor. De deur gaat langzaam open en daar staat hij: Raven. Hij draagt een pyamabroek en geen t-shirt, waardoor al zijn tatoeages goed te zien zijn. Zijn dreadlocks vallen nonchalant over zijn schouder. Ik hoor Suzanne naar adem snakken en een achteruit deinzen. Raven lijkt het niet te merken. Hij lacht. ‘Hé Erika, wat doe jij hier?’ 

Episode 8

Even later in mijn bed wil ik maar niet stoppen met woelen. Het is zwaar. Op een gemiddelde werkdag ben ik thuis rond vier uur ’s ochtends, waarna ik meestal gelijk mijn bed inrol om er vervolgens twee en een half uur later weer uit te rollen om de kinderen klaar te maken voor school. Meestal Lig ik er dan rond negen uur weer in en kom er om 2 uur weer uit, waarna ik als de wiedeweerga moet douchen en boodschappen moet doen. Als de kinderen thuiskomen geef ik ze wat te eten en te drinken, waarna ik de was ga doen en op ga ruimen, om maar te zwijgen van het koken. Het is zwaar, maar een onbekende kick vol adrenaline die de laatste tijd vierentwintig uur per dag door mijn aderen stroomt houdt me op de been. 
Ik ben sterk. Ik kan alles. Ik wil koffie.
 Ik voel mijn oogleden zwaar worden. Misschien kan ik nog even slapen. De wekker gaat nog lang niet. Ik voel me langzaam wegglijden. 
Ik moet even hebben liggen dutten, want ik wordt wakker van een paar lippen die me zachtjes op mijn voorhoofd kussen. Hè? Heb ik dat net gedroomd? Dat kan niet. Langzaam doe ik mijn ogen een beetje open en ik schrik me te pletter. Daar, recht voor me, staat een man in zwarte kleding over me heen gebogen.

Ik gil. Ik weet niet wat ik anders moet doen. Ik moet de kinderen beschermen. Wie is dat? Maar het licht gaat al aan en daar staat niemand minder dan mijn eigen man Lars, met een schuldbewust gezicht en in de ene hand een bos rozen en een zak met speelgoed en in de andere een grote koffer die hij overal mee naar toe zeult als hij weer eens op reis moet.
“Wat doe jij in godsnaam hier? Je zat in Vietnam!”
“Ik kreeg de kans om eerder naar huis te komen, het spijt me schatje, ik wilde je niet aan het schrikken maken. Ik dacht dat je het leuk zou vinden om me eerder te zien”.
“Oh… Wil jij morgenochtend de kinderen doen? Ik denk dat ze dat heel erg leuk zullen vinden”
“Oke is goed, schatje, ga maar weer lekker slapen ik kruip er zo bij, even kopje koffie drinken hoor.”

En dat was het. Hij loopt gewoon weg. Niet eens gevraagd of het een beetje uit te houden was zonder hem. Of ik überhaupt nog wel eens lol maak. Of drie kinderen opvoeden in mijn eentje leuk is. Of ik misschien geen hulp nodig zou hebben. Ik vraag me af of hij snel weer weg moet. Hoe moet ik nu in godsnaam gaan werken? Ik ben moe, ik maak van alles een groter probleem dan het is. Laat ik nou gewoon even mijn ogen dichtdoen en de wekker uitzetten. Lars doet de kinderen morgen. Ik glijd weer weg.

De volgende ochtend om half 11 stap ik uit bed. Lars zit beneden de krant te lezen. Ik kus hem op zijn hoofd en schenk koffie in.
“Zo.. sinds wanneer slaap jij uit en drink je koffie?” Vraagt Lars, zonder op te kijken van zijn krant. Ik geef geen antwoord maar ga tegenover hem zitten. Lars kijkt me aan over de krant. Hij heeft blauwe ogen, met kleine lachrimpeltjes eromheen. Zijn wimpers zijn lichtbruin en recht, en zijn huid is zongebruind. Hij heeft een slank gezicht. Misschien een tikkeltje ruw en hij zou zich wel eens mogen scheren, maar het staat hem wel sexy. Aan zijn hand draagt hij onze trouwring. Hij heeft een lichtblauw overhemd aan en een spijkerbroek, bij wijze van vrijetijdskleding. Hij zou niet misstaan op de voorkant van een mannentijdschrift. Dat weet hij zelf ook wel. En ik ook.
“De kinderen waren zeker heel blij om je te zien” zeg ik, alsof hun gehuil en gelach en geschreeuw van vanochtend helemaal langs me heen is gegaan.
“Ja, ze waren heel blij, vooral toen ze hun cadeautjes kregen. Ik had een horloge voor Annabel meegenomen.” Lars vouwt z’n krant dicht en kijkt me aan. “is er iets?”

Die ogen. Dat lichtbruine haar. Vroeger, toen ik nog jong, naïef en verliefd was, was het een grote bos krullen die hem deden lijken op een ondeugende schooljongen. Ondeugend, maar slim. Ik viel voor de manier waarop hij alles bekeek. Altijd op zijn eigen manier. Altijd vrolijk. Altijd in staat om het beste in mensen naar boven te halen. Hij had rimpels in zijn wangen, van de kuiltjes, van de eeuwige lach die om zijn mond geplakt zat. Ik was ongelofelijk verliefd op hem. Hij viel voor mijn blonde haar, dat licht krulde en mijn grote bruine ogen, die ik altijd haatte omdat ik de combinatie met mijn haar niet mooi vind. Ik heb het later zo vaak kastanjebruin gehad. Hij was de man die me kippenvel bezorgde als hij me kuste. Hij was de man die zijn lippen in mijn nek drukte en mijn nekharen overeind liet staan. Hij was de eerste man waarmee ik naar bed ben gegaan. En de enige. Ik had ook niet meer nodig. Hij gaf me alles. Ik heb me altijd prima vermaakt. Natuurlijk, de seks wordt na een tijdje meer van hetzelfde, maar het was altijd fijn. Voor mijn dertigste had ik niets te klagen. Als ik ’s middags thuis kwam van mijn belabberde secretaressebaantje kon ik niet wachten tot hij ook thuis zou komen. Zodat ik bij hem kon zijn. Met hem kon babbelen. Met hem kon vrijen. Maar dat ging allemaal weg. Zoals alles op een gegeven moment een sleur wordt. Hij knipte zijn krullen eraf (“Ik ben nu volwassen en ik ben nu een man”), en ik werd zwanger en werd een moeder. Een vrouw. Verantwoordelijk. Saai. Ik kijk naar Lars. Ik zie nog steeds wat me vroeger zo opwond, maar het doet me gewoon niets meer. Ik vind hem aantrekkelijk, maar het voelt als een vuurtje dat bijna gedoofd is. Misschien.. als ik wat zuurstof eraan toe zou voegen.. Kort flitst het beeld van Raven's gezicht voor mijn ogen. Een kriebel vestigt zich in mijn maag. Ik sta op en ga achter mijn man staan. Masseer zachtjes zijn nek. “Kom..” fluister ik “laten we eens wat leuks gaan doen..”
Zijn nek ontspant zich niet. Lars kucht kort "kom schat, ik ben moe, laat me even m'n krantje lezen..."
Ik zucht en haal mijn handen weg. Alsof het mij niets kan schelen. Ik kijk naar mijn man, maar hij schijnt het niet te merken. Met een vreemde knoop in mijn maag loop ik de kamer uit. 
En dan, zonder dat ik het kan helpen, zie ik ineens het gezicht van Raven voor me, en hoe mijn handen zijn nek zouden masseren. Hoe hij zich zou ontspannen, hoe bij hem de gedachte aan een krantje niet eens in hem op zou komen.. 

Episode 7

Er zijn twee situaties waarin je makkelijk, als vanzelf, contact legt met het andere geslacht, zonder je onzeker of ongemakkelijk te voelen. De eerste situatie is als je echt, zeker weten, onomstotelijk bewijs hebt dat de ander jou ziet zitten..

De tweede situatie is als je op een plek bent waar je je helemaal thuis voelt. Waar je iets doet waar je zeker van weet dat je het kan. Waar je het middelpunt van de belangstelling bent, als de ster van de show. In zo’n situatie zat ik nu. Ik wist niet eens dat het mogelijk was, maar ik, die saaie, brave Erika stapt zomaar op een vreemdeling af. Ik kan me niet meer herinneren wanneer ik voor het laatst een nieuwe vriend heb gemaakt.

‘Hoi!’ zeg ik, terwijl ik Raven een hand geef. Hoi? Waarom zeg ik hoi? Dat drukt nou niet echt de zelfverzekerde volwassenheid uit die ik wil uitstralen. Maar tot mijn opluchting antwoordt Raven met ‘Hé Erika! Zo heette je toch? Wat leuk dat je hier ook danst nu!’ Ik glimlach en terwijl ik hem aankijk en iets van cynisme probeer te bespeuren in zijn ogen – hij heeft inderdaad oogpotlood op – zie ik ineens uit mijn ooghoek een man aanlopen. Hij heeft duidelijk gedronken, maar blijkbaar wel een duidelijk doel voor ogen: mij. Ik doe een stapje opzij, maar dat weerhoudt hem er niet van om nog dichterbij te komen.

Hij staat nu vlak achter me en ik ruik en voel een bieradem in mijn nek. Zijn handen glijden van achter om mijn middel en terwijl ik in een wilde paniek me tevergeefs probeer los te rukken dringt het besef langzaam tot me door dat deze man veel te sterk is om aan te ontsnappen, als is hij dan dronken. Horrorscènario’s schieten door mijn hoofd als ik ook Raven nergens meer zie en iedereen een andere kant op lijkt te kijken. Net als ik denk dat ik flauw ga vallen, voel ik de greep om mijn middel verslappen. Ik kijk achterom.
Daar staat Raven, die zijn handen stevig om de nek van de man heeft. De man maakt gorgelende geluidjes en probeert zich los te rukken. Raven laat hem los, waardoor hij op de grond valt. Ik sta nog steeds trillend op mijn benen, iets wat Raven blijkbaar ziet. Hij pakt me bij mijn arm en neemt me mee naar een kleedkamer. Daar zet hij me op een stoel.  

‘Dit soort dingen gebeuren wel vaker,’ zegt hij, terwijl hij zijn jasje om mijn schouders hangt (wauw!). ‘Je kunt je beter even omkleden voor je tussen het publiek gaat rondlopen, of dat helemaal niet doen.’ Ik knik en haal een paar keer adem. ‘Dank je,’ fluister ik. Raven glimlacht. ‘Wat doe jij eigenlijk hier? Werk je hier ook?’ vraag ik. ‘Ja,’ zegt hij. ‘Ik doe het lichtontwerp, dus ik werk vanavond niet, maar ik kom regelmatig in de club om de shows te bekijken en om inspiratie op te doen. En jij? Hoe kom jij hier verzeild?’ ‘Ik.. Ik was toe aan een verandering,’ spreek ik naar waarheid.

Twee uur later sta ik buiten. Twee uur heb ik met Raven gepraat – nou ja, meestal was hij aan het woord en kon ik alleen maar met open mond luisteren naar een man die een leven leidde waar ik alleen maar van kon dromen. Wat was er gebeurd als ik de keuzes had gemaakt die hij gemaakt had – van school gegaan, de vrijheid gezocht en gevonden? Maar als ik erover nadenk weet ik dat de Erika van toen nooit zulke keuzes had gemaakt. De vroegere Erika lijkt wel iemand uit een ander leven, iemand die buiten mezelf staat. De twee Erika's, de oude en de jonge, zullen het nooit met elkaar eens zijn. Maar welke van de twee ben ik? De oude? Ik voel me meer als de jongere versie van mezelf, alsof ik nu eindelijk de jeugd beleef die ik toen heb overgeslagen.

De frisse avondlucht blaast over mijn gezicht en ik stap de auto in. Als ik mijn riem vastmaak en de straat uitrijd, voel ik weer even die weke knieën van daarnet. Die enge man is allang weg, maar waarom wil mijn hart dan niet stoppen met bonken? 

Episode 6

De weken erna ben ik niet te stoppen. Elke ochtend sluip ik nadat de kinderen naar school zijn het huis uit naar de dansschool. Mijn cursusleidster, die Monique blijkt te heten, is overgegaan met een versneld trainingsprogramma. Ze zegt dat de soepelheid en de flair er al in zit, alleen het uithoudingsvermogen schiet nog te kort. Na drie kinderen heb ik daar niet echt veel tijd in gestoken.

Elke maandag, woensdag en vrijdagavond komt Masha langs, dan wel niet met haar vriend, om op de kinderen te passen als ik in de club ga werken. Ik sta nu alleen nog maar achter de bar en eigenlijk ben ik daar wel blij mee. Het is een beetje eng met al die mensen. En om daar nou straks te gaan dansen… Het zijn rillingen van zowel angst als opwinding die langs mijn ruggengraat omhoog schieten als ik eraan denk.

Toch komt het moment dat Gijs op een dag, of meer nacht, nadat iedereen de club uit is naar me toekomt en zegt: “Erika, meid, volgens mij ben je klaar voor het betere werk. Ik werd vanochtend door Monique gebeld en die heeft gezegd dat als ik je nu niet laat dansen, ze me persoonlijk komt opzoeken. Nou, hoe vind je die?”  Mijn ogen worden groot van verbazing. Een kriebel die in mijn buik begint, strekt zich door tot in mijn tenen en mijn neus. Ik voel dat ik er klaar voor ben. Dus met meer zelfvertrouwen dan dat ik ooit van mezelf had durven verwachten, recht ik mijn schouders en kijk ik Gijs in zijn grijze ogen. “Ik denk dat ik er kláár voor ben!”

Die avond sta ik, zoals gewoonlijk achter de bar. Maar dat is maar tijdelijk. Zodra het echt druk is komt Gijs naar me toe. “Ga je maar omkleden, ik regel de rest wel. Die paal in het midden is van jou!” Haastig spoed ik me naar de omkleedkamer en schiet in mijn outfit. Rode hakken, een panty en een badpakachtig kostuum dat zit als een korstet en – naar mijn mening althans – schreeuwt: “Moulin Rouge! Mouling Rouge!” Ik kijk nog een keer in de enorme spiegel die er hang om te kijken of alles op de juiste plaats zit en geef een kleine kreun van zowel schrik als irritatie. Er zit een ladder in mijn panty. Hoe kan dat? Ik heb hem pas net en hij heeft alleen in mijn tas gezeten! Ik verdenk mijn naaldhakken, maar heb geen bewijzen. Hoedanook, hoe kan ik hiermee voor de dag komen?

“Och meid, is niet erg, hier, leen een paar van mij, volgens mij hebben we dezelfde maat” Hoor ik achter me. Ik draai me om en daar staat het meest prachtige meisje dat je maar voor kunt stellen. Ze heeft golvend, chocoladebruin haar en een getinte huid. Hoge jukbeenderen en lange, slanke benen. En dan van die.. ik weet geen andere naam dan slaapkamerogen. Ze is een klassieke schoonheid. Niet te mager, maar slank, jong. Ik voel me opeens heel bleek en oud. Terwijl ik dankbaar de panty uit haar sierlijke, uitgestoken hand pak, zoek ik naar enige imperfectie. Haar ogen hebben twee verschillende kleuren. Ze heeft net iets teveel sproeten op haar armen en een litteken op haar scheenbeen. Maar dat is niet erg, het maakt haar gewoon tot een mens.

“Ik heet Lysanne, aangenaam” zegt ze met een stralende glimlach.
“Oh eeh.. Ik.. ik.. ik ben Erika van Dam, werk je hier al lang?”
“Nee eigenlijk niet heel lang. Een maand of twee. Zeg, was jij niet dat meisje dat achter de bar werkte? Wat leuk dat je nu ook mee mag doen!”
Ik wilde eigenlijk nog wel langer doorpraten, maar ik moet zo het podium op en eerst moet ik nog die verdomde panty verwisselen. Dus ik zeg vriendelijk gedag en wacht tot ze de kleedkamer uit is. Ik kleed me liever alleen om dan dat bambi naar mijn bleke benen staat te staren.

Dan is het moment aangebroken dat ik naar het kleine podium in het midden van de zaal loop. Het is niet stil, dat is het nooit in de club, maar ik hoor niets. Het gonst van de opwinding in mijn hoofd. Even diep ademhalen. Zit alles op de juiste plaats? Ja. Weet ik de stappen nog? Ja. Kan ik die paal vast houden? Wat sta ik toch tijd te rekken. Met een mysterieuze glimlach (die we, ja, ook geoefend hebben) Pak ik de paal vast en doe mijn dans. En dan, voor het eerst, weet ik zeker dat ik de aandacht waard ben.

Dan: Geklap, gejoel, mannen die fluiten en me aanspreken. Drankjes bij de bar. Nog meer drankjes, eindeloos veel gelach en misschien wel nog meer gedans. Ik kan het. Ik kan alles. Een man buigt zich voorover en probeert me te kussen. Ik lach, gooi mijn hoofd in mijn nek en duw hem van me af. Iemands stopt geld in mijn decolleté. Tja, waar zijn die dingen anders goed voor? Ik dans, ik draai, ik hou de paal niet langer vast nee, ik speel met de paal. Hij is van mij. Ik kan alles. The sky is the limit. Ik ben Erika van Dam. Ik ben onverbeterlijk. Ik ben…

En dan zie ik hem op een afstandje staan. Hij kijkt naar me. Met een pakje sigaretten in zijn hand en een lach om zijn lippen. De jongeman die ik nog geen maand geleden in de dames wc tegenkwam, zo zenuwachtig voor dit gesprek. Zo bang dat alles fout zou gaan. Dat ik niet genoeg zou zijn. Zou hij me nog herkennen? Ik glimlach voorzichtig in zijn richting.